Na vier jaar ballingschap reist Sjir’el met het Assyrische leger mee op een veldtocht naar Juda. Daar is ze ooggetuige van de meedogenloze afstraffing van haar volk wegens het
achterhouden van belasting.
Na de verwoesting van de zuidelijke vestingstad Lakis ontmoet zij Uzi, de jonge officier die ooit haar verloofde was.